This page does not need to be proofread.

141 En als hij aardigheden tapte, Gewoonlijk lang bekend, Geen, die niet lachte, gierde en klapte, Al dikwijls vóór het end. Hun angst was, dat hij nog zou trouwen, Zooiets gebeurt wel meer; Enfin, hij heeft zich goed gehouwen, Hij bleef een eenig heer. Ten slotte is hij dan bezweken, Zijn erven weenden luid, Maar troostten zich met zijn kopeken. Nu is 't verhaaltje uit. Dit vaers bevat geen nieuwe dingen, Maar daarom niet geklaagd; Wat dichters van de Liefde zingen, Is net zoo afgezaagd. 2. SONNET. Van Eeden gewaagt met lof van een sonnet van Adwaita, waarin deze dichter zijn virtuositeit in het rijmen toont, door slechts twee rijmklanken voor een geheel sonnet te gebruiken. Ik zwicht voor de verleiding om 't nog mooier te doen.

Zoo 'k ooit een zuiver klinkdicht heb Nog nooit heb 'k zooveel rijms door 't werk 't Gedicht, dat 'k heden bied, breek' bouder Ik zwicht, de muze maant — ai! laat mij

geschreven, geweven; baan gaan

Vermooit 't Ontdooit 't Verlicht En't sticht

het rijmen niet des menschen de lagen ijs, die 't hart den looden last van ons een schutse tegen 's werelds

leven? omgeven, bestaan, waan.

Getooid Bestrooid Verricht

met lauw'ren, dool 'k door Tempe's dreven; met bloemen, blij het hoofd geheven, 'k mijn taak, geleid door Phoebus' vaan.

Gekooid, Ontplooid

gekerkerd zij. wie 't durft en wapp'rend blijv' mijn dundoek (Een zucht)

Mijn plicht voor deze week is weer

weerstreven! zweven gedaanl