This page does not need to be proofread.

177 mennen uw vurige span !" en de vader ten diepste verslagen, dat hij niet weigeren kan, brengt zijn telg naar den vlammenden wagen, balsemt hem lijf en gelaat, dat de gloed ze niet moge verbranden, en, na veel woorden van raad, legt de teugels den knaap i n de handen. Snel, op des Zonnegods woord, dat het wonder des dags ga geschieden, opent Aurora de poort, en de Starren verbleeken, en vlieden. Phaëton's hand is onvast, en het vierspan, gehoefd en gevleugeld, vliegt met den veerlichten last door het zwerk, noch geleid, noch beteugeld. Voort! nu eens scheef, dan weer recht gaan de rossen, die nimmer vermoeid zijn, hooger, en laag — en men zegt, dat de Mooren er zwart door geschroeid zijn. Heviger blakert de gloed, dien geen sterveling meer kan verdragen; vuur blaast het vierspan verwoed, en de vlammen slaan hoog uit den wagen. Eindelijk, hijgend en heet, stort de knaap, wien de teugels ontgleden, met een ontzettenden kreet, half verzengd en ontzield naar beneden, 't Vlammende haar om het hoofd leek het licht van een vallende sterre, plots i n de ruimte gedoofd — en hij viel, van zijn vaderland verre, t Lichaam, met roetstof bedekt, werd, met geurende bloemen beladen, zacht i n de groeve gestrekt door de weenende Weste-Najaden. Streng was des jongelings straf; en nu kun je van Phaëton leeren: ben j ' al van hooge komaf, daarom kun je maar zóó niet chauffeeren. 12