This page needs to be proofread.
SEDGE.
- uitdrukking om aan te wijzen wie ter zitting waren.
- Sedge, [sed[vz]], zegge, rietgras.
- Sedgemoor, [s`ed[vz]m|û[e]]; Sedgwick, [s`ed[vz]wick].
- Sedgy, [s`ed[vz]i], met sedge begroeid.
- Sedilia, [sid`a`ilj[e]], officieele zitplaats van den celebreerenden priester aan de rechterzijde van het altaar = Sedile, [s[e]d`a`ili].
- Sediment, [s`ediment], bezinksel, neerslag, ketelsteen; —ary = [s|edim`ent[e]ri], sedimentair: —ary rocks.
- Sedition, [sid`i[vs]'n], opstand; Seditious, [sid`i[vz][e]s], oproerig, muitziek; subst. —ness.
- Seduce, [sidj`ûs], verleiden, verlokken; subst. —ment; —r = verleider, lokmiddel; Seducible = verleidbaar; Seduction, [sid`[a]k[vs]'n], verleiding; Seductive = verleidend, verleidelijk, verlokkend. Seductress = verleidster.
- Sedulity, [sidj`ûliti], naarstigheid; adj. Sedulous, [s`edjul[a]s]; subst. —ness.
- See, [sî], subst. rechtsgebied of waardigheid van een (aarts)bisschop: Apostolic (Holy, Papal) — = de Heilige Stoel.
- See, [sî], zien, aanschouwen, ondervinden, bezoeken, spreken, omgaan met, geleiden, zorgen voor, oppassen, inzien, doorzien: That's the truth, —! = snap je; Don't you — = zie je wel? I — = jawel; He came to — my daughter (Amer.) = maakte het hof; — that everything is in order = zorg dat alles in orde is; I'll — you paid = zorgen, dat je je geld krijgt; We don't — much company, much of him = ontvangen weinig bezoek, zien hem niet vaak; Will you — him to bed? = te bed brengen; To — to the door = uitlaten; He saw me downstairs = ging met mij de trap af en liet mij uit; I have —n quite enough of him = ik ben hem moe; He wanted to — all fair = dat alles in den haak was; I'll — you home, (to the station) = u thuis, naar het station brengen; I will — you somewhere first = vóór dit gebeurt mag jij naar den duivel loopen; I will — about it = er voor zorgen, het overwegen; To — after = zorgen voor, toezien op; I — into your plans = ik doorzie uwe plannen; I will — you off = naar trein of boot brengen; He soon saw round their plans = doorzag, begreep geheel; I will — you through = er doorhelpen; Will you — to it? = er voor zorgen; I will — to your dinner = zorgen dat je wat te eten krijgt; Let me go and — = eens gaan kijken; —ing, subst. gezichtsvermogen; conj. aangezien, voor zoover; —r, [s`î[e]], ziener, profeet; —ress = profetes.
- Seed, [sîd], subst. zaad, nakomelingschap, afstamming; — verb. zaaien, zaad schieten: The few — = de weinige zaadjes; The — of David = Davids nageslacht; The flowers have run to — = hebben zaad geschoten; The business has run to — = is verloopen, achteruitgegaan; To sow the —s of discord; —-basket = zaaikorf; A —-bed of crime = broeinest van misdaad; —-bud = zaadknopje; —-cake = kruiderig gebak, kruidkoek; —-coat =