Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1120

This page needs to be proofread.

STRAIN.


  • door en door eerlijke vent; —-fronted corset = corset "droit devant"; Straighten = recht maken: To — one's glasses, necktie = terecht zetten, trekken; I unconsciously —ed myself = richtte me op; This mistake ought to be —ed out = verholpen; Straightforward = oprecht, ronduit, eerlijk; subst. —ness; Straightness = rechtheid, etc.; Straightway = onmiddellijk, dadelijk.
  • Strain, [strein], subst. inspanning, spanning, druk, krachtige poging, streven, verstuiking, verdraaiing (fig.), toon, lied, melodie, trant, stijl, afkomst, ras, karaktertrek; verb. rekken, uitrekken, verrekken, spannen, zich inspannen (afsloven), overspannen, drukken, dwingen, verdraaien, filtreeren: His bulldog — = zijn bulhondenmanier (toon); He read on in the same — = op denzelfden toon; That is rather a — on me = dat vergt vrij wat inspanning van mij; There was a great — on the masts = de masten hadden heel wat te houden; Expectation is still on the — = de verwachting is nog hoog gespannen; To take too high a — = een te hoogen toon aanslaan; You — courtesy = je maakt te veel complimenten; To — one's eyes = erg inspannen; You — the law and all the rules in your support = verdraait wet en regel om u te dekken; To — every nerve = alle krachten inspannen; To — a point = te ver gaan: That would be —ing a point = dat zou overdrijving wezen; To — one's voice = uitzetten; —ed interpretation = gewrongen uitlegging; —ed relations = gespannen verhoudingen; To — after novelty by starting paradoxes = uit zijn op iets nieuws; They — at (beter: out) the gnat and swallow the camel = zij zuigen (zijgen) de mug uit en slikken den kemel door; The curtain —ed a restful light into the room = liet doordringen; To — off the water = het water afgieten; All the impurities were —ed out = het werd gezuiverd van; We have —ed the milk through linen = gefiltreerd; —er = zijgdoek, vergiet; —ing = inspanning, etc.; blikgat.
  • Strait, [streit], subst. bergengte, pas, zeestraat (gew. meerv.); moeilijkheid, verlegenheid); adj. nauw, beperkt, streng, moeilijk: The —s of Gibraltar = de straat van G.; We were in a — (in great —s) = zaten "erin", in de klem; To drive a person (in)to —s = in 't nauw brengen; The —est advocate of popular rights must acknowledge this = de meest onvervalschte voorstander; — formality = stijve vormelijkheid; In — of money = in geldverlegenheid; —-jacket (—-waistcoat) = dwangbuis; —-laced = stijf of strak geregen, gedwongen, stijf, kleingeestig: We are not so — = wij nemen het niet zoo nauw; Straiten = nauw maken, beperken, strak aanhalen, in verlegenheid brengen: This circumstance has —ed me in money matters = heeft mij in ongelegenheid gebracht; To be in —ed circumstances = bekrompen; Straitness = bekrompen{{peh