Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1230

This page needs to be proofread.

TURGENT.


  • tot wedrennen of de renbaan behoorende.
  • Turgent, [t`[^a]d[vz]'nt], gezwollen, opgeblazen: Turgescence, Turgescency, [t[^a]d[vz]`es'ns(i)], opgezwollenheid, opgeblazenheid; Turg`e`scent = zwellend; Turgid, [t`[^a]d[vz]id], gezwollen, opgeblazen, hoogdravend; subst. —ity, [t[^a]d[vz]`iditi] = —ness.
  • Turin, [tj`ûrin], Turijn; Turinese, [tjûrin`îz], [tjûrin`îs], (bewoner) van T.
  • Turk, [t[^a]k], Turk: Turk's head = "kop van Jut" op kermissen; ragebol; —ish, subst. en adj. Turksch(e taal): —ish bath = bad (van 116° tot 165°); —ish delight = soort v. lekkers; —ophile, [t`[^a]k[e]f|a|il], Turkenvriend.
  • Turkey, [t`[^a]ki], Turkije, kalkoen: To talk —; Zie Talk; —-bird (Zie Wry-neck); — carpet = Turksch vloerkleed, Smyrnasch tapijt; —-cock = kalkoensche haan: She turned as red as a —-cock; —-hen = kalkoensche hen.
  • Turmoil, [t`[^a]môil], verwarring, ontsteltenis, herrie, sloven; verb. in onrust zijn, zich afsloven.
  • Turn, [t[^a]n], subst. draai, omwenteling, bocht, kromte, hoek, wandelingetje, verandering, wisselvalligheid, gelegenheid, aanleiding, doel, daad, voorval, dienst, mode, strekking, gedaante, aard, neiging, luim, stemming, poets, grap, beurt, karweitje, zenuwschok, woordstelling (in een zin), ophanging, etc.; verb. wenden, keeren, draaien, vormen, omkeeren, aanwenden, richten, strekken, overhalen, bekeeren, verdraaien, veranderen, vertalen, overbrengen, overpeinzen, doen gisten, schiften, verzuren, walgen, terugkeeren, weerstaan (een vijand), weifelen, etc.: A — of fate = lotswisseling; In the — of a hand = in een oogenblik; At the — of the river, road = bij de bocht; The — of a wager = de kans; His answers are mere —s of wit = geestige zetten, wendingen; A — of work = klein karwei; One good — deserves another = de eene dienst is den anderen waard; I am good for a — at any game = doe gaarne mee aan een spelletje; There is a quaintness of — in his style = zijn stijl heeft een zonderling cachet; The news gave me such a — = deed me erg schrikken; That soldier seems to have a — for desertion = neiging tot desertie te hebben; That will hardly serve your — = dat zal je wel niet kunnen dienen; We must take —s = elkaar afwisselen; Things have taken a favourable — = een gunstigen keer genomen; He does so at every — = bij elke gelegenheid; We must go there by —s, in —(s) = om beurten; You must do it in — = op uwe beurt; Each in his — = ieder op zijne beurt; The tide was on the — = het getij begon te kenteren; Done to a — = goed gaar; — for — = leer om leer; These advantages —ed to real account = leverden inderdaad wat op; My brain (head) —s = ik word duizelig; The leaves — in autumn = worden geel; The mutton has —ed with the hot weather = is bedorven; We were —ed adrift = wij werden aan wind en golven ten prooi gegeven; He