Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1288

This page needs to be proofread.

VERMILION.


  • vend; Vermifuge, [v`[^a]mifj|ûd[vz]], wormmiddel.
  • Vermilion, [v[^a]m`ilj'n], subst. en adj. vermiljoen: The — Sea = Golf van Californië; —ed = vermiljoen-rood geverfd.
  • Vermin, [v`[^a]min], schadelijke dieren, ongedierte; gebroed, tuig: —-destroyer = —-killer = vergift voor het dooden van ongedierte; —ous = wat ongedierte voortbrengt, door wormen veroorzaakt.
  • Vermont, [v[^a]m`ont].
  • Verm(o)uth, [v`[^a]mûth], vermouth.
  • Vernacular, [v[^a]n`akjul[e]], inheemsch, eigen, vaderlandsch; subst. taaleigen, moedertaal: — disease, idiom, language, tongue; —ism = idioom, dialect; —ize = inburgeren.
  • Vernal, [v`[^a]n'l], lente - -, jeugd - -: — equinox = dag- en nachtevening; — signs = lenteteekens (Dierenriem); Vernation = bloeiwijze.
  • Vernon, [v`[^a]n'n]; Veroles, [v[e]r`o`ul]; Verona, [v[e]r`o`un[e]], Verona; Veronese, [v|er[e]n`îz], [ver[e]nîs], subst. en adj. (bewoner) van Verona; Veronica, [v[e]r`onik[e]], Veronica.
  • Verruca, [v[e]rûk[e]], wrat; Verrucose, [v`erukous], Verrucous, [v`eruk[a]s], vol wratten.
  • Versailles, [v[^a]s`e`ilz].
  • Versatile, [v`[^a]s[e]t(|a)|il], veranderlijk, onvast, handig, veelzijdig: A — talent; subst. —ness = Versatility, [v[^a]s[e]tiliti].
  • Verse, [v[^a]s], subst. vers, poëzie, versregel, strofe: A poem in six stanzas, each of eight —s = in zes verzen, elk van acht regels; Blank — = rijmlooze vijfvoetige jamben; —-maker, —-monger = rijmelaar.
  • Versed, [v[^a]st], bedreven, ervaren (met in); omgekeerd.
  • Verset, [v`[^a]s[e]t], bijbelvers; Vesicle, [v`[^a]sik'l], klein vers door den priester opgezegd met een antwoord van de gemeente; klein dichterlijk produkt; Versification, [v|[^a]sifik`e`i[vs]'n], verskunst, versbouw; Versifier, [v`[^a]sif|a|i[e]], verzenmaker; Versify, [v`[^a]sif|a|i], berijmen, bezingen, verzen maken.
  • Version, [v`[^a][vs]'n], vertaling, overzetting, voorstellingswijze, lezing, redactie.
  • Verst, [v[^a]st], werst (1,066 KM.).
  • Versus, [v`[^a]s[e]s], tegen, tegenover.
  • Vert, [v[^a]t], (verkorting van convert), subst. iemand die van de Anglik. naar de R. Kath. kerk is overgegaan; verb. overgaan.
  • Vert, [v[^a]t], alles wat groeit en groene bladeren draagt in een woud; recht om groen hout te snijden; groen (herald.).
  • Vertebra, [v`[^a]tibr[e]], rugwervel; adj. —l: —l animals = gewervelde dieren; —l column = wervelkolom; Vertebrata, [v|[^a]tibr`e`it[e]], gewervelde dieren; Vertebrate, [v`[^a]tibrit], gewerveld dier; adj. gewerveld = —d, [v`[^a]tibr|e|itid].
  • Vertex, [v`[^a]teks], (Meerv. —es, of Vertices, [v`[^a]tis|îz]), hoogste punt, toppunt, zenith.
  • Vertical, [v`[^a]tik'l], loodrecht, verticaal, staande; Vertic`a`lity = loodrechte stand = —ness.
  • Vertiginous, [v[^a]t`id[vz]in[a]s], ronddraaiend, omwentelend, duizelig(makend); Vertigo, [v`[^a]tigou], [v[^a]t`a`igou], [v[^a]t`îgou], duizeligheid, duizeling.
  • Vertu, [v`[^a]tu], kunstsmaak, kunstliefhebberij: A boudoir filled with articles