Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1298

This page needs to be proofread.

VOLUME.


  • draaiend, woordenrijk, praatziek, rad van taal.
  • Volume, [v`ol(j)ûm], schriftrol, winding, boek(deel), grootte, omvang, massa, volumen; verb. zich verzamelen, ophoopen: The — of foreign trade is increasing = de omvang van buitenlandschen handel; Her anger was gathering — = nam steeds in hevigheid toe; Such figures speak —s = zeggen meer dan geheele boekdeelen vol; Voluminous, [v[e]l(j)`ûmin[a]s], omvangrijk, uitgebreid, uit vele deelen bestaande, groot: He is a — writer = hij heeft veel geschreven, hij is een vruchtbaar schrijver; subst. —ness.
  • Voluntariness, [v`ol'nt[e]rin[e]s], subst. v. Voluntary, [v`ol'nt[e]ri], vrijwillig, vrij, opzettelijk, spontaan, bereidwillig, willekeurig; subst. vrijwilliger, preludium, fantasie (op orgel of piano): — schools = vrije scholen (meestal van kerkelijke richting) waarvan de kosten gedeeltelijk door vrijwillige bijdragen (= — contributions) gevonden worden.
  • Volunteer, [v|ol'nt`î[e]], subst. vrijwilliger, volontair; adj. vrijwillig dienst nemend, uit vrijwilligers bestaande, in 't wild groeiend; verb. vrijwillig geven of aanbieden, als vrijwilliger dienen: The —s = een vrijwilligerscorps opgericht in 1859 (Zie Territorials); He did not — an explanation = gaf niet ten beste, opperde geen; Shall we —? = zullen wij vrijwillig gaan, ons aanbieden?
  • Voluptuary, [v[e]l`[a]ptju[e]ri], subst. wellusteling; adj. wellustig, zinnelijk = Voluptuous, [v[e]l`[a]ptju[e]s]; subst. Voluptuousness.
  • Voluta, [v[e]l(j)`ût[e]], rolslak; Volute, [v[e]l(j)`ût], subst. spiraalvormige krul in Grieksche kapiteelen; rolslak; —d = met een spiraalvormige krul, spiraalvormig.
  • Volvulus, [v`olvjul[a]s], darmjicht, darmkronkel.
  • Vomic, [v`omik]: —-nut = braaknoot.
  • Vomit, [v`omit], subst. braaksel, braakmiddel; verb. braken, uitbraken: A mass of scoriae was —ed forth from the bowels of the earth = werd uitgebraakt; —ive = braak - - -; —ory = braak(middel).
  • Voracious, [v[e]r`e`i[vs][e]s], gulzig, roofgierig; subst. —ness, Voracity, [v[e]r`asiti], gulzigheid; vraatzucht, roofgierigheid; Vorant, [v`ôr'nt], verslindend (Herald.).
  • Vortex, [v`öt|eks], (Meerv. —es, Vortices, [v`ötis|îz]), dwarrelwind, draaikolk; —-wheel = turbine; V`o`rtical = dwarrelend, draaiend = Vortiginous, [vöt`id[vz]in[a]s].
  • Vosges, [vou[vz]], Vogezen.
  • Votaress, [v`o`ut[e]r[e]s], ordezuster, vereerster, aanhangster; Votary, [v`o`ut[e]ri], subst. ordebroeder, aanbidder, vereerder, aanhanger; adj. gewijd, eene gelofte afgelegd hebbende.
  • Vote, [vout], subst. stem, stemrecht, stemming, votum, stembriefje (kogeltje); verb. stemmen, voteeren, kiezen, verklaren: One man one — = ieder man een stem; The chairman has a casting — = beslissende stem; The remaining —s of the army estimates were considered and agreed to = de nog overblijvende artikelen van de oorlogsbegrooting; The ministry had a close escape,