Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/358

This page needs to be proofread.

ENTERTAIN.


  • Ensign, [`ensain], vlag, standaard, signaal, vaandrig, (onderscheidings)teeken, insigne, verhuurbordje, uithangbord; —-bearer = vaandeldrager; —cy, —ship = vaandrigrang.
  • Ensilage, [`ensilid[vz]], subst. ingekuild voeder, inkuiling van groen veevoeder en vruchten; — verb. inkuilen = Ens`ile.
  • Enslave, [[e]nsl`e`iv], tot slaaf maken, onderwerpen; subst. —ment.
  • Ensnare, [[e]nsn`ê[e]], in eene val lokken, verstrikken, verlokken.
  • Ensphere, [[e]nsf`î[e]], omringen, een bolvorm geven aan.
  • Ensue, [[e]nsi`û], volgen, voortkomen; Ens`uing: — ages = het nageslacht.
  • Ensure, [[e]n[vs]`û[e]]. Zie Insure.
  • Entablature, [[e]nt`abl[e]tju[e]], Entablement, [[e]nt`e`ib'lm'nt], entablement, architraaf, fries en kroonlijst samen
  • Entail, [[e]nt`e`il], subst. = Entailed estate, grondbezit, dat van vader op zoon moet overgaan; de regeling van de overdracht van goederen; — verb. vermaken (zóó, dat het vermaakte onvervreemdbaar is), na zich sleepen, meebrengen, leiden tot: My property has got no — on it = ik kan vrij beschikken over; To cut off the — = The Estate in Tail veranderen in een Estate in Fee Simple, waarover de erflater vrij beschikken mag; subst —ment.
  • Entangle, [[e]nt`a[n,]g'l], verstrikken, verwarren, verlegen maken; subst. —ment = verwikkeling, verwarring, verlegenheid, valstrik, havenversperring.
  • Enter, [`ent[e]], binnengaan, binnenkomen, instroomen, intreden, zich begeven in, lid worden van, toelaten, inschrijven, boeken, aanvangen, beginnen, inklaren (v. goederen), indringen, ingaan (fig.), indrijven: To — the cargo = bij de douane aangeven; To — the church = geestelijke worden; He —ed the lists against a formidable adversary = trad het strijdperk binnen, bond het gevecht aan met; He —ed his office = trad binnen; To — a protest against = aanteekenen tegen; To — into conversation = aanknoopen; I — into your feelings = begrijp volkomen, deel in; To — into the Kingdom of Heaven = binnengaan; To — into (on) one's rest = de eeuwige rust ingaan; He was —ed of the Inner Temple = werd lid van; A new actor —ed on the scene = trad op; She —ed to him = zij kwam bij hem op het tooneel; —ed to national account = geboekt voor het rijk; To — upon the joys of Heaven = deelachtig worden; He —ed upon his office = aanvaardde zijn ambt.
  • Enteric, [[e]nt`erik], darm..: — fever = typheuse koorts; Enteritis, [|ent[e]r`a`itis], ingewandsontsteking; Entero{{..., [`ent[e]r|o|u] (in samenstellingen), ingewands.., buik{{...
  • Enterclose, [|ent[e]kl`o`us], doorgang tusschen twee kamers.
  • Enterprise, [`ent[e]pr|a|iz], subst. onderneming, waagstuk, speculatie, energie, ondernemingsgeest; ook verb.; `E`nterpr|ising = ondernemend, vermetel.
  • Entertain, [|ent[e]t`e`in], onthalen, zich onder{{peh