Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/409

This page needs to be proofread.

FIRMAN.


  • Firman, [f`[â]m'n], [f[â]m`ân], ferman, verlofbrief, pas, schriftelijk bevel (van Oostersche vorsten).
  • First, [f[â]st], eerste, voornaamste: This was the — I had heard of it = de eerste maal dat; To be — with a person = iemand vóór zijn; — come — served = die 't eerst komt, die 't eerst maalt; — and foremost = in de allereerste plaats; — and last = gemiddeld, alles bijeengenomen; — or last = vroeg of laat, te eeniger tijd; At (the) — = in den beginne, oorspronkelijk; He had resolved it from the — = van den aanvang af; —-begot(ten), —-born = eerstgeboren(e); —-call = ochtendbeurs; —-chop = eerste kwaliteit; —-class = eerste klasse, uitstekend: He got a —-class = den hoogsten graad (bij examens); —comer = de eerste (de beste); —-cost = inkoopsprijs; —-day = naam voor den Zondag bij de Quakers; —-floor = tweede verdieping (Engeland), eerste verdieping (Am.); —-foot = eerste bezoeker in 't Nieuwe jaar (Schot.); —-fruits = eerstelingen, eerste vruchten, annaten of jaarrechtgelden (= opbrengsten van een geestelijk ambt gedurende het eerste jaar; vroeger aan den Paus, thans aan de fondsen van het Queen Anne's Bounty overgedragen); —-hand = stuurman op een visschersvaartuig; eerste hand: To buy (at) —; —-mate = eerste stuurman; —-mover = oorspronkelijke beweegkracht; —-nighter = première, iemand die zulke opvoeringen geregeld bijwoont; —-proof = eerste proef (drukw. en alcohol); —-rate = A. 1. = (schip) van de eerste klasse, eerste rang: He is a —-rate second-rate actor = hij is een uitstekend acteur van den tweeden rang; —-water = (van het) eerste water; —ling, [f`[â]stli[n,]], eerstgeborene.
  • Firth, [f[â]th], Zie Frith.
  • Fiscal, [f`isk'l], adj. fiskaal; subst. fiskaal; ambtenaar van het O.M. (Schot.).
  • Fish, [fi[vs]], subst. visch, fiche, lasch; — verb. visschen, afvisschen, opvisschen, uitvisschen: He's like a — out of water = niet in zijn element; I have other — to fry = ik heb wel wat anders (en beters) te doen; All is — that comes to net = wij kunnen van alles gebruiken; That is a pretty kettle of — = dat's een mooie boel! (ironisch); A loose — = pierewaaier; A strange — = rare snaak; —-bladder == vischblaas; —-bone = graat; —-carver = vischmes; —-culture = vischteelt; —-curer = vischzouter, etc.; —-fag = vischwijf; —-flake = zwemblaas; —-fly = kunstvlieg (voor het visschen); —-garth = hekken aan den kant van een rivier om het vangen van visch te vergemakkelijken; —-gig = elger; —-glue = vischlijm; —-hawk = vischarend; —-hook = vischhaak; —-market = vischmarkt; —-maw = zwemblaas; — monger = vischkooper; —-oil = traan; —pond = vischvijver; —-slice = —-sound = zwemblaas van een visch; —-spear = harpoen; —-strainer = vischschotel; —-*