Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/508

This page needs to be proofread.

HEAD.


  • — against that accusation = te weerleggen; He made — against the enemy = hield stand tegen; I cannot make — or tail of it = kan er geen touw aan vast maken; To take the — = de leiding nemen; steigeren, koppig zijn; That seems to have turned your — completely = je hoofd geheel op hol te hebben gebracht; Then things came to a — = bereikten een crisis; The ulcer has come to a — = is rijp geworden; He did it of his own — = uit eigen beweging; He hit the right nail on the — = sloeg den spijker op den kop; It is on your —s to tell it me = ik bezweer jullie; It keeps running in my — = maalt me door het boofd, is me steeds in de gedachten; The ship was running under a full — of steam = stoomde met volle kracht; I see through the back of your — = ik doorzie u geheel; The wine went into his — = steeg hem naar het hoofd; The hedges and bushes must be —ed down = moeten gesnoeid worden; She tried to — off the spider = te vangen, te pakken (door haar den pas af te snijden); When I approached the subject, he would — me off = placht hij mij er af te brengen; The boat was —ing towards the ship = stuurde in de richting van; —ache = hoofdpijn; —-band = hoofdverband, kapitaalband (boekb.); verb. kapitalen; —-boy = primus; —-butler = eerste huisbediende; —-cheese = hoofdkaas; —-clerk = chef, boekhouder; —-dress = kapsel; —-fast = boegtouw; —-gear = hoofd-*tooisel, hoofdstel (v. paarden); —-hunter = koppensneller; —-land = voorgebergte, kaap; braakland; —-light = licht (vooraan de locomotief; —-line = aanvangsregel, titel; horentouw; ratouw (scheepst.); —long = hals over kop, met het hoofd vooruit, plotseling, roekeloos, gedachteloos, steil: I always write —long = zoo maar weg; —man = hoofdman, onderbaas, werkbaas, mandoer; —master = hoofd, directeur, rector; —mastership = de betrekking van hoofd, directoraat, rectoraat; —mistress = directrice; —-money = hoofdgeld; —most = voorste; —-mould = schedel, vorm van het hoofd; —-moulding = lijstwerk (boven deur of venster); —-piece = hoofd, kop, helm, stormhoed; oorijzer; kopstuk, knappe kop; verstand; —-post = paal bij de ruif; —-quarters = hoofdkwartier; —-rest = steun voor het hoofd (bij photographeeren); kussen; —-sail = vóórzeil; —-sea = stortzee; —shake = beteekenisvol schudden met het hoofd; —-ship = hoogste waardigheid; —sman = beul, scherprechter; mijnwerker, die de kolen naar de plaats brengt vanwaar ze vervoerd worden; —-stall = hoofdstel; wollen mutsje (Amer.); —-stone = hoeksteen, sluitsteen, grafsteen (rechtopstaande aan het hoofdeinde van het graf); —strong = koppig, onhandelbaar; —-voice = kopstem; —-waiter = oberkellner; —-water = bovenloop; —-way = vaart, gang, vooruitgang: We have been making —-way