Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/573

This page needs to be proofread.

INKNOT.


  • ningen, aangaan van schulden, geven van crediet; adj. —ory.
  • Inh`ospitable, [inh`ospit[e]b'l], onherbergzaam, ongastvrij; subst. Inh|ospit`a`lity.
  • Inhuman, [inhj`ûm'n], onmenschelijk, wreed: An — hunger = verschrikkelijke honger; subst. —ity, [inhjum`aniti].
  • Inhumation, [inhjum`e`i[vs]'n], begraving; Inhume, [inhj`ûm], begraving.
  • Inimical, [in`imik'l], vijandelijk, schadelijk.
  • Inimitability, [in|imit[e]b`iliti], subst. v. Inimitable, [in`imit[e]b'l], onnavolgbaar; subst. —-ness.
  • Iniquitous, [in`ikwit[a]s], zondig, onrechtvaardig; Iniquity, [in`ikwiti], ongerechtigheid, onrechtvaardigheid, zonde, misdaad.
  • Inirritability, [in|irit[e]b`iliti], subst v. Inirritable, [in`irit[e]b'l], ongevoelig.
  • Initial, [in`i[vs]'l], beginnend, eerste, voorste; subst. beginletter, vóórletter; verb. met zijn initialen teekenen (borduren), parafeeren; Initiate, [in`i[vs]iit], nieuw ..; nieuweling, ingewijde; verb. ([in`i[vs]eitieit]]), inleiden, in de eerste beginselen onderrichten, inwijden; Negotiations on the lines initiated at Bloemfontein = onderhandelingen in de lijn der voorloopige besprekingen te B; subst. In|iti`ation; In`i`tiative = inleidend; subst. eerste stap, begin, initiatief: To take the — in; In`itiatory = inleidend, inwijdend.
  • Inject, [ind[vz]`ekt], inspuiten, inbrengen; subst. Injection: —-cock = injector; —-pipe; —-syringe = injectiespuitje; Injector = injector.
  • Injudicious, [ind[vz]ud`i[vs][e]s], onoordeelkundig, onverstandig; subst. -—ness.
  • Injunct, [ind[vz]`[a][n,]kt], uitdrukkelijk verbieden, inscherpen; —ion = opdracht, bevel, rechterlijk verbod: To give strict —s to = To lay strong —s upon a person = iemand op het hart binden.
  • Injure, [`in[vz][e]], onrecht doen, verongelijken, krenken, benadeelen, kwetsen; —r; Injurious, [ind[vz]`ûri[e]s], nadeelig, schadelijk, krenkend; subst. —ness; Injury, [`in[vz][e]ri], onrecht, schade, beleediging, krenking, verwonding: He is detained by an — to his leg = door eene wond aan zijn been.
  • Injustice, [ind[vz]`[a]stis], onrecht(vaardigheid).
  • Ink, [i[n,]k], subst. inkt; verb. zwart maken, met inkt besmeren; —-bag = inktblaas (bij visschen); —-blot = vlek; —-bottle = inktflesch; —-eraser = inktgomelastiek; —-fish = inktvisch; —-holder = reservoir; —-lines = gelinieerd blad; —-slinger = broodschrijver, journalist (Amer.); —stand = inktkoker, inktstel; —-stone = inktsteen; —iness = inktachtigheid, zwartheid; —ing: —ing-ball = drukbal; —ing-pad = inktkussen; —y = inktachtig, zwart; —yburn = de Hel: I wished him at —yburn = ik wou, dat hij op de Mookerhei zat.
  • Inkle, [`i[n,]k'l], breed lint, soort sajet.
  • Inkling, [`i[n,]kli[n,]], wenk, flauw idee (van): He has an — of it = hij weet er iets van; I gathered an — of their project = kreeg er de lucht van.
  • Inknit, [in-n`it], inbreien, vastmaken.
  • Inknot, [in-n`ot], met een knoop vastmaken.