Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/605

This page needs to be proofread.

JUZAIL.


  • Petty — = jury van 12 leden (die met algemeene stemmen in strafzaken moet beslissen): —-box = bank der gezworenen; —man = gezworene; —-mast = noodmast; —-process = bevel tot bijeenroeping van eene jury; —-rudder = noodroer.
  • Just, [d[vz][a]st], rechtvaardig, onpartijdig, eerlijk, trouw, welverdiend; adv. juist, precies, nagenoeg: But — = net, eventjes, nauwelijks; — give me a light = geef me even; I will — step in = even; In am only a poor girl, — Winifred = W. maar; — like = precies zoo; — now = zooeven, op het oogenblik; He wishes a thing to be — so, and not otherwise; We really are — there = zoo dadelijk, aanstonds zijn we er; You are not going — yet, are you? = je gaat toch nog niet weg? You won't get it — yet = vooreerst niet; It is — possible = wel mogelijk; That's — the thing I want; —ness = rechtvaardigheid, billijkheid.
  • Justice, [d[vz]`[a]stis], gerechtigheid, rechtvaardigheid, onpartijdigheid, rechter (Judge is de officieele titel van de rechters in de County Courts): Lord Chief — = opperrechter; — of the peace = vrederechter; Justices' — = de soms zeer wonderlijke uitspraken der —s of the Peace (dit zijn leeken); To do — to = recht laten wedervaren; Do me the — to admit = wees zoo billijk; You cannot do so in — = van rechtswege, rechtens; There has been a gross miscarriage of — = eene grove rechterl. dwaling; —ship = rechterschap: Justiciable, [d[vz][a]st`i[vs]i[e]b'l], justitiabel; Justiciary, [d[vz][e]st`i[vs]i[e]ri], gerechtelijk, gerechts - -; subst. rechter, rechtsgebied; High Court of — = hoogste gerechtshof in Schotland voor crimin. zaken; Justicing-room = gerechtszaal.
  • Justifiable, [d[vz]`[a]stif|a|i[e]b'l], verdedigbaar, rechtmatig; subst. —ness; J|ustific`ation = rechtvaardiging, verdediging, redding of rechtvaardigverklaring van zondaren; J`ustificat|ive = J`ustificatory, rechtvaardigend, verdedigend; Justifier, [d[vz]`[a]stif|a|i[e]], rechtvaardiger, verdediger; justeerder; Justify, [d[vz]`[a]stif|a|i], rechtvaardigen, vrijspreken, bewijzen, sluiten (bij het drukken).
  • Justin, [d[vz]`[a]stin], Justinius. Justinian, [d[vz][a]st`inj'n], Justinianus; ook adj.
  • Justle, [d[vz]`[a]s'l]. Zie Jostle.
  • Jut, [d[vz][a]t], subst. uitsteeksel; — verb. uitsteken, vooruitspringen; —-window = uitstekend venster.
  • Jute, [d[vz]ût], jutte; Jut.
  • Jutland, [d[vz]`[a]tl'nd].
  • Juvenal, [d[vz]`ûv[e]n'l], Juvenalis.
  • Juvenescence, [d[vz]|ûv[e]n`es'ns], jeugd, onrijpheid; adj. Juven`e`scent.
  • Juvenile, [d[vz]`ûv[e]n(a)il], jeugdig, jong, kinder - -; subst. jongeling; jeune amoureux; Juvenility, [d[vz]|ûv[e]n`iliti], jeugdigheid.
  • Juxtaposition, [d[vz]|[a]kst[e]p[e]z`i[vs]'n], naast elkander plaatsing, het naast elkander geplaatst zijn: To put in — = tegenover elkaar stellen.
  • Juzail, [d[vz]uz`e`il], zwaar geweer (bij de Afghanen).