Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/646

This page needs to be proofread.

LIFT.


  • To come to — again = weer opleven; —-annuity, lijfrente; —-assurance = levensverzekering; —-belt = zwemgordel; —-blood = hartebloed, het wezenlijke; —-boat = reddingboot; —-buoy = reddingboei; —-giving = bezielend, krachtgevend; —-guard = lijfwacht; —-insurance = levensverzekering; —-interest = lijfrente, vruchtgebruik: A —-interest in a sum of 5000 £ = vruchtgebruik van; —-long = levenslang; —-office = levensverzekeringsbureau; —-peer = peer, wiens titel niet erfelijk is; —-preserver = reddingstoestel, zwemgordel, etc.; "ploertendooder"; —rent = lijfrente, levenslang vruchtgebruik; —renter = iemand in het bezit van lijfrente of vruchtgebruik; —-table = sterftetafel; —time = levensduur; —-tired (-weary) = levensmoede; —less = levenloos, krachteloos; subst. —lessness; —-like = alsof het leeft, levensgetrouw; —r = gevangene voor zijn leven.
  • Lift, [lift], subst. opheffen, optillen, verheffing, last, hulp. hijschtoestel, "ascenseur"; — verb. opheffen, optillen, verheffen, verhoogen, stelen, optrekken (van mist, etc.): I'll give you a — in coming back = ik zal u op mijn terugweg laten meerijden; Give us a — = help een handje; The woman was a dead — (weight) = de vrouw gaf niets mee (bij het tillen of dragen); The darkness would not — = bleef hangen; He —ed his eye-brows in remonstrance = trok op; When the fog of admiration —s from the biography, we see that the hero had his faults = optrekt; We — up our eyes to Thee, O Lord = heffen de oogen op; — up your face, and look like a man = het hoofd omhoog; — up your hand(s) = hef uwe hand(en) op; He —ed up his hand against me = verzette zich; — up your head = het hoofd omhoog! They —ed up their heels against the measure = zij hieven hunne verzenen op tegen (Joh. XIII, 18); — up your voices = verheft uwe stemmen; —er = lichter, opheffer; gauwdief (in samenst. als: Shop— = ladelichter); —-bridge = ophaalbrug; —-lock = soort sluis; —-van = meubelwagen, die per trein wordt verzonden; The —ing of potatoes = rooien.
  • Ligament, [l`ig[e]ment], band, verbinding, ligament; adj. Ligam`e`ntous.
  • Ligan, [l`a`ig'n], in zee geworpen goederen aan een boei vastgemaakt om ze zoo terug te kunnen vinden.
  • Ligate, [l`a`igeit], verbinden, afbinden; subst. Lig`ation; Ligature, [l`ig[e]tju[e]], verband, band, draad (tot afbinden van aderen), ligament.
  • Light, [lait], subst. licht, helderheid, lichtschepping, opheldering, belichting, lucifer; adj. licht, blond; licht van gewicht, licht te verteren, los, ledig, lichtgewapend, onbeduidend, gering, zwak, gemakkelijk, luchthartig, duizelig, vluchtig, lichtzinnig; — verb. aansteken, verlichten, bijlichten, licht zijn of worden, schitteren, ontvlammen; opheffen, oplichten; aantreffen, toevallig