Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/650

This page needs to be proofread.

LIMOGES.


  • afschilderen; —er, [l`imn[e]], schilder, artiest (veroud.).
  • Limoges, [limou[vz]], stad: — enamel = — porcelain-ware = geemailleerd aardewerk van Limoges.
  • Limp, [limp], slap, buigzaam; subst. —ness.
  • Limp, [limp], kreupel loopen; ook subst.: He has a — in his walk = hij loopt kreupel; —er = kreupele; —ing = kreupel, mank (ook fig.).
  • Limpet, [l`imp[e]t], napslak: He stuck on like a — = hij hing aan als een klis (klit).
  • Limpid, [l`impid], helder, klaar, doorschijnend; subst. Limp`i`dity = —ness.
  • Limpsy, [l`im(p)si], slap, onbeduidend (Am.).
  • Limy, [l`a`imi], kleverig, kalkachtig, kalk - -.
  • Lin, [lin], bron, plas, waterval, afgrond.
  • Linch-pin, [l`in[vs]pin], lunspen.
  • Lincoln, [l`ink'n], stad en graafschap; —-green = groen laken, vroeger vooral door boogschutters gedragen; —shire = Lincs.
  • Linden, [l`ind'n], linde.
  • Line, [lain], subst. lijn, snoer, richtsnoer, spoorlijn, linie, tak, geslacht, stuurreep, streep, rij, reeks, regel, vak, briefje of lettertje, waren of goederen, streep = 1/12 van een inch; — verb. linieeren, door lijnen verdeelen, doorhalen, teekenen, schetsen, in een lijn opstellen, loopen langs, grenzen aan; voeren, bekleeden, beschieten, vullen, spekken: Ascending (Descending —) = opgaande (neergaande) linie; Collateral (Female, Male) — = zijdelingsche (vrouwelijke, mannelijke) linie; — of battle = slagorde; — of business = branche; — of conduct = gedragslijn; — of kings = dynastie; — of mountains = bergketen; — of print = regel druks; All along the — = langs de geheele linie; He was irreconcilable all along the — = onverzoenlijk op alle punten, in alle opzichten; Ships of the — = linieschepen; The picture was on the — = hing ter hoogte van het oog; On this — = op deze wijze, volgens dit beginsel; You will be the biggest — in the whole show = gij zult op de tentoonstelling het grootste succes zijn; A shop in the general — = waar van alles te krijgen is, koomenijswinkel; My friend is in the railway — = bij het spoor; White — = regel wit, enz.; To bring a person (a thing) into — = iemand (iets) weer laten meedoen, naast de anderen plaatsen; The country was brought into — with the other countries = kreeg hetzelfde stelsel; To cross the — = de linie passeeren; To draw the — = een grens trekken; The — must be drawn somewhere = alles heeft zijn grenzen; To drop a — = een lettertje schrijven; He follows the — his father initiated = treedt in de voetstappen; It is rather hard —s on them = nog al hard voor hen; To read between the —s = tusschen de regels lezen; To stand in — = queue maken; To stick to the old —s = blijven bij het oude; Marlborough turned the celebrated —s of Villars = brak door de liniën; A soft —d face = met zachte trekken;