Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/68

This page needs to be proofread.

ATTAIN.


  • The — Creed; subst. aanhanger van die leer.
  • Atheism, [`e`ithiizm], Atheisme; `Atheist, atheist; Athe`i`stic(al), atheistisch.
  • Athelstan, [`ath'lst[e]n].
  • Athen(a)eum, [|ath[e]n`î[e]m], athenaeum.
  • Athenian, [[e]thînj'n], Athener; Atheensch; Athens, [`ath'nz], Athene.
  • Athirst, [[e]th[â]st], dorstig; gretig: — (for).
  • Athlete, [`athlît], ahtleet; Athl`e`tic, athletisch: — club (games, sports); —s = athletiek; Track —s = oefeningen in hardloopen; |Athl`e`ticism, `A`t`hletism = krachtsport, spierkracht.
  • Athwart, [[e]thw`öt], overdwars, dwars, scheef: — the stream = dwarsstrooms.
  • Atilt, [[e]tilt], voorover (gebogen), wankelend, met gevelde lans: To run — = aanvallen (at).
  • Atkins, [`atkinz]: Tommy — algemeene naam voor den Engelschen soldaat.
  • Atlantean, [at[e]nt`î[e]n], atlantisch; Atlas - -; Atlantes, [atl`antîz], Atlanten.
  • Atlantic, [atl`antik], Atlantisch; subst. Atlantische Oceaan = — Ocean.
  • Atlantides, [atl`antidîz], de Pleiaden.
  • Atlas, [`atl[e]s], Atlas; atlas (ook de stof); atlas formaat (= —-folio); eerste halswervel.
  • Atmology, [[e]tm`ol[e]d[vz]i], verdampingsleer; Atm(id)ometer, [|atm(id)`om[e]t[e]], verdampingsmeter.
  • Atmosphere, [`atm[e]sfi[e]], dampkring; omgeving; Atmosph`e`ric: — engine = luchtdrukmachine; — stone = meteoor.
  • Atoll, [[e]t`ol] of [|`at[e]l], atol.
  • Atom, [`at'm], atoom; zonnestofje; At`o`mic = atoom . . .; —ism = atoomtheorie; —ize = in atomen ontleden; Atom`o`logy; atoomtheorie; `A`tomy = skelet, dwerg.
  • Atone, [[e]t`o`un], boeten, vergoeden, verzoenen; —ment = verzoening, boete: — Day = Groote Verzoendag.
  • Atop, [[e]t`op], bovenop (of).
  • Atrip, [[e]tr`ip], uit (vrij van) den grond (van een anker); in top geheschen: The bells in the tower were all — = zoo hoog mogelijk opgetrokken, dus: werden hard geluid.
  • Atrium, [`e`itri[e]m], atrium.
  • Atrocious, [[e]tr`o`u[vs][e]s], afgrijselijk, gruwelijk, wreed, verfoeilijk; Atr`o`city, afgrijselijkheid.
  • Atrophy, [`atr[e]fi], subst. atrophie; verb. uitteren, wegkwijnen.
  • Attach, [[e]t`at[vs]], (vast)hechten, verbinden, vastknoopen, gevangen (in beslag) nemen; attacheeren: Eternal shame would have —ed to England for allowing such barbarity = het zou E. tot eeuwige schande gestrekt hebben; This penalty —es to offenders = wordt gegeven aan; —able = verbindbaar, enz.; —ment, verbinding, aanhankelijkheid, liefde; arrest, beslag.
  • Attack, [[e]t`ak], subst. aanval; verb. aanvallen; —er, aanvaller.
  • Attain, [[e]t`e`in], bereiken, verkrijgen: He —ed his end = bereikte zijn doel; —ab`i`lity, bereikbaarheid; —able, bereikbaar, verkrijgbaar; subst. —ableness; —ment, bereiking, het verkregene; —ments = kundigheden, talenten.