Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/763

This page needs to be proofread.
  • Oakum, [`o`uk'm], werk (om te breeuwen): To pick — = touw pluizen; He has been picking — these three years = hij zit al drie jaar in 't tuchthuis.
  • Oar, [ö], subst. (lange) roeiriem; verb. roeien: To boat the —s = de riemen innemen; To have an — in every man's boat (barge) = zich overal mee bemoeien; To lie on one's —s = rusten op de horizontaal liggende, uit het water opgeheven riemen, rusten van den arbeid; To put (shove) in one's —, To put one's — in = zijn neus steken in, een woordje meepraten; To rest (up)on one's —s = op zijn lauweren rusten; To ship (unship) the —s = inleggen (uitleggen); —ed: Four—-ed = vierriems{{...; —sman, —swoman = roeier, roeister; —y = met riemen, riemvormig.
  • Oasis, [ou`e`isis], [`o`u[e]sis], (Meerv. Oases, [ou`eisîz]), oase.
  • Oast, [oust], mouteest.
  • Oat, [out], haver (meest —s): He has sown his wild —s = zijne wilde haren zijn uitgevallen, hij is uitgeraasd; —-cake = haverkoek; —-meal = havermeel; —-malt = havermout; —en: —en pipe = herdersfluit; —en straws = haverhalmen.
  • Oates, [outs].
  • Oath, [outh], eed, verwensching, vloek: By (Upon an) — = onder eede; Upon my — = ik zweer het; False — = meineed; You are on — = onder eede; To administer (To tender) an — to a person, To put a person to (on) his — = iemand een eed afnemen; He took — on entering upon his office = werd beëedigd; I have sworn an — = ik heb een eed gedaan; — of abjuration = afzweringseed (waarbij de Stuarts na 1688 van den troon werden uitgesloten); — of allegiance (— of fealty) = eed van trouw; — of office = ambtseed; —-breaking = eedbreuk.
  • Obadiah, [|o|ub[e]d`a`i[e]], [|ob[e]d`a`i[e]], Obadja, Kwaker.