Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/783

This page needs to be proofread.

OUGHT.


  • Ostend, [ost`end].
  • Ostensibility, [|ost|ensib`iliti], subst. v. Ostensible, [ost`ensib'l], schijnbaar, oogenschijnlijk, duidelijk; Ostension = uitstelling van het allerheiligste; Ostensive = (duidelijk aantoonend; aanstellerig.
  • Ostent, [ost`ent], aanblik, teeken, voorteeken; bluf; —`ation = (praal)vertooning, vertoon, pracht; —atious, [|ost'nt`e`i[vs][e]s], praalziek, ijdel, opzichtig: subst. —ness.
  • Osteogenesy, [|osti[e]d[vz]`en[e]si], beenvorming; |Oste`o`graphy = beschrijving der beenderen; Oste`o`logy = leer der beenderen.
  • Ostler, [`osl[e]], stalknecht.
  • Ostracean, [ostr`e`i[vs]'n], oesterachtig; subst. tweeschelpig weekdier, oester; Ostreaculture, [`ostri[e]k[a]ltj[e]], kunstmatige oesterteelt.
  • Ostracism, [`ostr[e]sizm], schervengerecht; verbanning, doodverklaring; Ostracize, [`ostr[e]s|a|iz], verbannen, doodverklaren.
  • Ostrich, [`ostrit[vs]], struisvogel: —-feather.
  • Ostrogoth, [`ostr[e]g|oth], Oostgoot; Oswald, [`ozw[e]ld]; Oswego, [osw`îgou]; Otaheite, [|o|ut[e]h`îti], Tahiti.
  • Otalgia, [[e]t`ald[vz]i[e]], Otalgy, [[e]t`ald[vz]i], [`o`ut'ld[vz]i], oorpijn.
  • Other, [`[a]dh[e]], ander(s), nog een: Each —, One an— = elkander; Have an — cigar = neem nog eene sigaar; The — day = onlangs; Every — day = om den anderen dag; The — morning = onlangs op een morgen; The — side = de linkerkant; —where = ergens anders; —wise = anders, op andere wijze: Much was said, both wise and —wise = zoowel verstandige als domme dingen; I am not —wise engaged = ik heb geene andere plannen, ben niet bezet; Not —wise than most welcome; It is —(wise) with him = met hem is 't een ander geval: Rather than —wise = 't liefst: I can do no — = niet anders; On that afternoon of all —s = nog wel op dien namiddag; Some person or — = de een of andere; —ness = verschil, het anders zijn.
  • Othman, [`othm'n]; Otho, [`othou].
  • Otic, [`o`utik], oor{{...; subst. middel tegen oorpijn; Otitis, [[e]t`a`itis], oorontsteking; Ot`o`logy = leer van het oor; Otoscope, [`o`ut[e]sk|o|up], oorspiegel.
  • Ottar, [`ot[e]]. Zie Otto.
  • Ottava rima, [ot`âvar`îm[e]], couplet van acht regels, waarvan de zes eerste beurtelings en de twee laatste met elkander rijmen.
  • Otter, [`ot[e]], otter; zeeotter; gele verfstof; —-dog.
  • Ottewa, [`ot[e]w[e]].
  • Otto, [`otou], aromatische olie uit bloemen = Attar (of roses).
  • Ottoman, [`ot[e]m'n], subst. Turk, ottomane (lage sofa); adj. Turksch: The — empire.
  • Otway, [`otwei].
  • Oubliette, [ûbli`et], subst. kerkerhol, valdeur.
  • Ouch, [aut[vs]], in goud gevatte edelsteen.
  • Oudh, [aud].
  • Ought, [ôt], subst. iets: For — I know = voor zoover ik weet.
  • Ought, [ôt], behooren: You — to know that = dat moest ge weten; You laughed