Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/790

This page needs to be proofread.

OVER.


  • overstroomen, voorbijrijden (van het perron): We are —run with mice = 't leeft bij ons van muizen; —sea, [`o`uv[e]s|î], vreemd, van over de zee; —seas edition = editie van een courant voor de koloniën bestemd; —s`e`e. Zie —look; —seer, [ouv[e]s`î[e]], inspecteur, opzichter, armvoogd: —seer of the line (— of the poor); —seership; —s`e`l`l = meer verkoopen dan men kan leveren: An `oversold market = eene markt, waar zooveel effecten verhandeld zijn, dat zij niet geleverd kunnen worden; —set, [`o`uv[e]s|et], subst. omverwerping: An article standing in the —set = koopwaar of artikel, dat over is; verb. ([|o|uv[e]s`et]), omslaan, onderstboven werpen; —sh`a`dow = overschaduwen, beschutten; —shoe = overschoen; —sh`o`ot = over het doel heenschieten: I have —shot myself = mijn neus voorbijgepraat, te veel gezegd of beweerd; An `overshot wheel = waterrad, in beweging gebracht door het er overheen stroomende water; —shotted = al te zwaar geladen (van vuurwapens), overdreven (uitdrukking); —side, adv. [ouv[e]s`a`id], adj. [`o`uv[e]said], over de zijde, over de verschansing; —sight = opzicht, toezicht, vergissing; —slaugh, [|o|uv[e]sl`ô], ontslaan; passeeren bij bevordering; subst. [`o`uv[e]slô], ontslag; zandbank (Amer.); —sl`e`ep = te lang slapen: I have overslept myself = ik heb mij verslapen; —sman, [`o`uv[e]zm|an], opzichter; scheidsrechter (Schotl.); —spr`e`a`d = bedekken, verspreiden of uitgespreid zijn; —st`ate = overdrijven, te veel bewijzen: To —state one's case = te veel willen beweren; subst. —st`atement; —st`a`y = langer blijven dan: To —stay one's time; —st`e`p = te buiten gaan, overtréden; —stock, [`o`uv[e]st|ok], subst. al te groote voorraad; verb. [|o|uv[e]st`ok] al te zeer vullen, overvoeren: Being —-stocked with copy, we can find no room for your article = daar we een overvloed van copie hebben; —str`a`in = zich al te zeer inspannen, te veel vergen van, zich verrekken (= To — oneself): An —strained nervous system = overspannen zenuwgestel; —str`u`ng = kruissnarig; —subscr`ibe = voor een te groot bedrag inschrijven; —t`ake = inhalen, verrassen, overvallen; —t`a`s`k = met werk overladen: I am sorely —tasked = ik heb het veel te druk; —t`a`x = te zwaar belasten, overschatten; —throw, [`o`uv[e]thr|o|u], subst. nederlaag, ondergang, omverwerping: To give the —; verb. ([|o|uv[e]thr`o`u]) omverwerpen, onderstboven gooien, veroveren; —thwart, koppig, dwars: —thwart, [|o|uv[e]thw`öt], and endlong = in de dwarste en de lengte; —time = overuren: To do (make, work) —time; —tone = boventoon (muz.); —t`o`p = te boven gaan, overtreffen, uitsteken boven; —turn, [`o`uv[e]t|[^a]n], omkeering, omverwerping; verb. [|o|uv[e]t`[^a]n], omverwerpen, omgooien; —w`e`ening, subst. groote verwaandheid; adj. aanmatigend, verwaand; —weight = overmacht, over(ge)wicht; —wh`e`lm = verpletteren, overstelpen; —work, [`o`uv[e]w|[^a]k], subst. óverwerk; verb. ([|o|uv[e]w`[^a]k]) al te veel werken,