Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/900

This page needs to be proofread.

PUT.


  • She has herself gently into his life = heeft ongemerkt een plaats verkregen in; Never — off till to-morrow what you can do to-day = stel nooit uit; He me off = scheepte mij af, stelde mij te leur; bracht mij in een kunstmatigen slaap ("maakte mij weg"); They the horse off its food = deden het zijn eetlust verliezen; That me off most = hinderde mij; To — on = aantrekken, opzetten, de schuld geven, aansporen: He dit not offer to me anything on = hij gaf mij geene gelegenheid met hem te wedden (bij wedstrijden); To — out of action, countenance = buiten gevecht stellen, verlegen maken; We can safely this out of court = wij kunnen dit gerust buiten beschouwing laten; He — out his money at compound interest = zette het uit intrest op intrest; Their plans were — out = gedwarsboomd; I am not afraid of your —ting him out = dat ge hem de loef afsteekt; He was fearfully — out on hearing this = verschrikkelijk ontstemd, boos; To — oneself out = zich moeite geven, zich uitsloven; To — out = verstuiken; They — out in their canoes = staken van wal; The actor was — out = was van streek, in de war; Are we to stand here till we — out? = tot we vastgroeien, wortel schieten; The boy was — out after 3 months = werd verhoogd; To — through = steken door, laten verrichten; It is a pleasure to such a fellow through = klaar te maken (voor een examen); We have been hard — to it of late = hebben het hard te verantwoorden gehad; He was — to it = hij moest wel; He was sorely — to it = sterk in verzoeking gebracht; I it to him = stelde hem die vraag, maakte hem erop attent; The criminal was — to the question = werd op de pijnbank gebracht; He hovers over the difficulty, but does not his hand to it = hij fladdert er wat om heen, maar pakt niet aan; To — to = laten dekken (van dieren); To — to death = ter dood brengen; To — to great expenses = op groote kosten jagen; To — to hazard = op het spel zetten; To — to (any) inconvenience = het iemand lastig maken; To — to the oath = den eed afnemen; To — to pains = moeite veroorzaken; To — oneself to pains = zich moeite geven; To — to the sword = over de kling jagen; To — to rights = in orde brengen; The motion was — to the vote = in stemming gebracht; To two and two together = alles bij elkaar nemen; alle omstandigheden in aanmerking nemen; — up your sword = steek op; He — up for that place = hij stelde zich candidaat voor die betrekking; Shall we — up here, at this hotel? = onzen intrek nemen; To — up = als getuige laten optreden; To — up a hare = opjagen; Can you me up for the night = logeeren? They were — up in church = hun huwelijk werd afgekondigd; The house was — up (for sale) = aangeslagen; Shall I it up for you = inpakken, apart leggen? I have — you up