Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/930

This page needs to be proofread.

RECEIVE.


  • middel om vogels te vangen; He is in the — of a good income = hij heeft een goed inkomen; On — of your favour of the 4th. inst. = na ontvangst van uw geëerde van 4 dezer; He acknowledged the — of my letter = berichtte de ontvangst; To give a — = kwitantie geven; Book of —s and expenditures = van inkomsten en uitgaven; —-stamp = kwitantiezegel.
  • Receive, [ris`îv], ontvangen, toelaten, aannemen, erkennen, vinden, helen: It was generally —d that he was in fault = men erkende algemeen; He was —d into our club = werd opgenomen; To sit to — on certain days = 'jour' houden; To — or visit a pupil = lessen aan huis of buitenshuis geven; —d of Mr. N. = ontvangen van den Heer N. (op kwitanties); —d payment = ontvangen, betaald; Custom long —d = oud gebruik; Receiver = ontvanger (ook instrument), heler, recipient, klok (luchtpomp): The — makes the thief = zonder heler geen steler; — (in bankruptcy) = curator, bewindvoerder; Receiving: —-office = kantoor voor het aannemen van pakketten, etc.; —-ship = wachtschip (waarop de nieuwe matrozen blijven tot ze voor den dienst worden aangewezen).
  • Recency, [r`îs'nsi], frischheid, nieuwheid; Recent, [r`îs'nt], nieuw, versch, frisch, pas geleden (gebeurd): — English = het E. van onzen tijd; subst. —ness.
  • Recension, [ris`en[vs]'n], critische tekstuitgaaf, herziene en verbeterde uitgaaf: The work exists in two different —s = in twee verschillende critische uitgaven.
  • Receptacle, [ris`ept[e]k'l], vergaarbak, ontvanger, koker, vruchtbodem, vat.
  • Receptibility, [ris|eptib`iliti], ontvangbaarheid, ontvankelijkheid.
  • Reception, [ris`ep[vs]n], ontvangst, receptie: They prepared a cordial — for him = een hartelijke ontvangst; Rec`e`ptive: His — faculties are very great = zijn opnemingsvermogen; R|ecept`i`vity = receptiviteit, opnemingsgave; Receptor = ontvanger.
  • Recess, [ris`es], opschorting of vacantie, vrij kwartier; afgelegen verblijf, schuilhoek, nis, alcoof: The Easter — will not last more than two weeks = het Paaschreces; The inner —es of the heart = de diepste schuilhoeken; The passage led to an inner — = een verborgen hoek; Recession = verwijdering, terugtrekking, het afstand doen; —al = slot{{...; subst. gezang bij het uitgaan der kerk.
  • Rechabite, [r`ek[e]b|a|it], Rechabiet (Jez. XXXV, 5); geheelonthouder.
  • Recharge, [rît[vs]`âd[vz]], opnieuw aanvallen of laden, eene tegenaanklacht indienen.
  • Recharter, [r|ît[vs]`ât[e]], opnieuw bevrachten.
  • Recheat, [rit[vs]`ît], subst. hoorngeschal om de honden terug te roepen als ze het spoor kwijt zijn; verb, een recheat doen weerklinken.
  • Recheck, [rît[vs]`ek]: The luggage (account) had to be —ed first = moest eerst opnieuw gecontroleerd worden.