Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/957

This page needs to be proofread.

REST.


  • which is quite astonishing = hij heeft een vindingrijkheid die verbazend is.
  • Respect, [rispekt], subst. eerbied, achting, verhouding of betrekking, opzicht; — verb. betrekking hebben op, acht slaan op, eerbiedigen: In — of that question = met betrekking tot; In (with) — to = met betrekking tot; He is a clever fellow in every — = in ieder opzicht = In all —s; —s = beleefde groeten of komplimenten: Pay (Present) my —s to your lady = mijne beleefde groeten aan mevrouw; God does not — persons = God kent geen aanzien des persoons; —ab`i`lity = achtenswaardigheid, aanzien; subst. persoon van aanzien: Starving —ability = fatsoenlijke armoede (armen); He is a man of —ability = van aanzien; —able = eerbiedwaardig, achtbaar, fatsoenlijk, eerzaam, middelmatig, tamelijk: His father was a —able tradesman = een geacht koopman; subst. —ableness; —er: He is a —er of persons = hij ziet zijne lui aan, is niet onpartijdig; —ful = eerbiedig, hoogachtend; subst. —fulness; —ing = met betrekking tot, aangaande; —ive: We went our —ive ways = ieder zijn eigen weg; These persons were condemned to costs —ively = werden respectievelijk (ieder voor zich) in de kosten veroordeeld.
  • Respirability, [resp|(a)|ir[e]b`iliti], inadembaarheid; adj. Respirable, [r`espir[e]b'l], [risp`a`ir[e]b'l], Respiration, [r|espir`e`i[vs]'n], ademhaling; R`e`spir|ator = respirateur; Respiratory, [r`espir[e]t[e]ri], [risp`a`ir[e]t[e]ri], ademhalings{{...: — organs = ademhalingsorganen; Respire, [risp`a`i[e]], ademhalen.
  • Respite, [r`espit], subst. schorsing, uitstel, respijt, geduld; — verb. uitstellen, schorsen, verdagen: Days of — = respijtdagen.
  • Resplendence, [rispl`end'ns], luister, glans; Resplendent = glans- of luisterrijk.
  • Respond, [risp`ond], subst. reponsorie, beurtzang tusschen geestelijke en koor (of gemeente) in een deel der Litany en Communion Service der Angl. Kerk; — verb. antwoorden, beantwoorden, vergoeden, voldoen: He —ed to my summons = gaf gehoor aan; —ent, subst. antwoorder, gedaagde; adj. (be)antwoordende, overeenkomstig: —ent to our wishes = overeenkomstig; —entia, [r|espond`en[vs]i[e]], leening op de lading van een schip, respondentia; Response, [risp`ons], antwoord: I doubt — = ik weet niet welk antwoord zal komen; The clerk read the —s = las de antwoorden (kerkdienst); In — to a summons = ingevolge; Responsibility, [risp|onsib`i`liti], verantwoordelijkheid; adj. Resp`o`nsible; subst. —ness; Responsion, [risp`on[vs]'n], antwoord: —s = eerste examen voor den B. A. graad (Oxford) = Little Go (Cambr.); Resp`o`nsive = (be)antwoordend, overeenkomstig: — to your kind words = in overeenstemming met (in antwoord op); Responsory, [risp`ons[e]ri], antwoordend; subst. responsorium.
  • Rest, [rest], subst. rust, kalmte, slaap, doodslaap, bok (bij het biljarten of schieten), steun, pauze, rust (muz.), rest, overschot, de overi{{peh