Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/963

This page needs to be proofread.

REVIVAL.


  • terbury = zijne doorluchtige hoogwaardigheid; Reverent, [r`ev[e]rent], eerbiedig, nederig, onderdanig; He laid the book down —ially ([r|ev[e]r`en[vs][e]li]) = hij legde het boek eerbiedig neer; Reverer = vereerder.
  • Reverie, [r`ev[e]ri], [r|ev[e]r`î], mijmering, droomerij.
  • Revers, [riv`î[e]], revers.
  • Reversal, [riv`[^a]s'l], herroeping, vernietiging, omlegging.
  • Reverse, [riv`[^a]s], omgekeerd, tegengesteld; subst. keerzijde, achterkant, omverwerping, omkeer, tegenspoed, nederlaag, tegenovergestelde; verb. omkeeren, omleggen, omschakelen, de richting wijzigen, onderstboven keeren, omverwerpen: That is the — of the medal = de keerzijde; He said the — of what he intended = het omgekeerde; The chairman —d the order of the day = veranderde, keerde om de orde der werkzaamheden; He held his pipe —d = hij had de pijp met de opening naar beneden in den mond; —r = stroomwisselaar; Rev`ersible = omkeerbaar, herroepelijk, wat aan beide kanten gedragen kan worden: — Coat; Reversion, [riv`[^a][vs]'n], atavisme, het weder toevallen (van een erfgoed) aan een persoon na den dood van den tegenwoordigen bezitter: He has an estate in — of £ 300 a-year; Reversionary, [riv`[^a][vs][e]n[e]ri]: He had a — right to the crown = het recht op de kroon kon op hem terugvallen; Rev`e`rsioner = iemand die eene reversion heeft; Revert, [riv`[^a]t], omkeeren, terugkomen, terugkeeren tot den schenker of diens erfgenamen: That will — to you = dat zal u later ten deel vallen; He —ed to the subject again and again = kwam telkens weer terug; The conversation —ed to our plan = kwam weer op; Revertible = teruggaand, terugkeerend; Rev`e`rtive = omkeerend, wisselend.
  • Revest, [r|îv`est], weder bekleeden, weder instellen, terugkeeren tot den vorigen eigenaar.
  • Revet, [riv`et], bekleeden; —ment = bemanteling (vestingb.).
  • Review, [rivj`û], subst. overzicht, revisie (ook jur.), recensie, aankondiging, tijdschrift met opstellen en recencies, revue, inspectie; verb. terugzien op, herzien, recenseeren, inspecteeren: The — of —s is a well-known monthly = de "revue der revues"; Works —ed in this number = in dit nummer besproken; The queen —ed the fleet off Spithead = hield eene vlootschouw bij; —er = recensent.
  • Revile, [riv`a`il], smaden, beschimpen; subst. —ment; —r; He said it revilingly = smadelijk.
  • Revisal, [riv`a`iz'l], revisie; Revise, [riv`a`iz], subst. herziening, revisie; verb. herzien, verbeteren, revideeren; —r = corrector; Revising barrister = revisor der kiezerslijsten; Revision, [riv`i[vz]'n], herziening, revisie; adj. Rev`i`sional = Rev`i`sionary.
  • Revisit, [r|îv`izit], nogmaals bezoeken.
  • Revival, [riv`a`iv'l], herleving, weder opleving, weder opvoering, herstel; godsdienstige opwekking of herleving = —ism; —ist = voorstander van (bijeenkomsten tot) opwek{{peh