This page does not need to be proofread.

91

Met het oog op Dure tijden, Zal 'k mijn blind kind Op doen leiden Tot een eersteklas masseur. „Als de Mei komt, Ben i k blijde, Want mijn kind, ginds, Heeft geen nood; 't Is het einde Van zijn strijden, Van zijn pijn en Van zijn lijden, Want mijn jongen Ligt er dood."

46. MAJESTEIT OF H E T KONINGSCHAP VOLGENS TSAAR E N KEIZER. „Over Noorwegen was de tsaar zeer ongerust. Op de mededeeling, dat het koning Oskar onverschillig was wie zijn buurman zou worden en dat hij ook niets tegen een republiek had, sloeg hij de handen boven het hoofd ineen onder den uitroep: „Ook dat nog. dat mankeerde er nog maar aan. Alsof wié nog geen republieken genoeg in de wereld hebben .' Hij sprak de meening uit, dat wanneer geen Zweedsche prins er heen ging en Kopenhagen het in zijn belang achtte, prins Waldemar kon gaan. Deze had eenige levenservaring, een elegante, nette vrouw en mooie, flinke kinderen. Ik verklaarde het met hem eens te zijn " — Wilhelm, 1. B. 1

1

Een koning heeft, geloof dat vrij, Een lang niet lichte karreweil Daar komt een heeleboel bij kijken, Zoo als je dadelijk zal blijken Uit zeekre brieven — lees ze maar — Van Keizer Wilhelm en de Tsaar. 't Is maar een moeielijk besluit! Hoe kies je 'n goeie koning uit? De Tsaar en Wilhelm kunnen 't weten; De Tsaar is nu wel wat versleten, Maar Wilhelm is i n 't vak vergrijsd; Hij weet dus wat er wordt vereischt.