This page does not need to be proofread.

159

„'k Vergat er bij te zeggen, Door schrik en droefenis, Dat Mike er met zijn hoofd voorover in gevallen is!" 19. De arme Mike stond eens terecht Voor 't stelen van een haan. „Foei, neen!" zei Mike. ,,'k Ben niet zoo slecht! Ik heb het niet gedaan." De rechter sprak: „Beken 't nu maar. Misschien vergeef ik 't wel. Maar, denk er om: de leugenaar Gaat rechtstreeks naar de hel!" En toen zei Mike, diep aangedaan Door 't rechterlijk sermoen: „Ik ben er heusch onschuldig aan, En 'k zal het nooit meer doen." 20. „Als j' een aardig raadsel weet," Zei een Ier, „zal ik trakteeren." Patrik was direkt gereed: ,,'t Blaft — en 't is bedekt met veeren." „Kip!" riep Pat, toen niemand 't ried. „Mis!" zei d' ander zonder dralen, „Kippen, Paddy, blaffen niet; Jij mag zelf je bier betalen." Pat keek op zijn neus, en scheen In verlegenheid te raken. „Ja maar," sprak hij, ,,'k zei 't alleen Om 't wat moeilijker te maken." 21. Een jonkman, zeer verliefd en blond, Schreef in 't café aan zijn vriendinnetje, En Patrik, die er achter stond, Bleek 't na te neuzen, zin voor zinnetje.