This page does not need to be proofread.

193 Mijn dagtaak zelf bevalt me zeer, En, hoor 'k de klok van twaalven klinken, Dan leg 'k voldaan mijn vulpen neer, En ga tevreden koffiedrinken. Daar 's maar één ding i n mijn bestaan, Dat mij mijn sterven zal vervroegen; — O, mensch, wees met mijn lot begaan! — De brievenberg, dien 'k door moet zwoegen... paar liggen de stukken i n dreigende stapels, Van Londen, Parijs, van Berlijn en van Napels, Papieren pilasters, zoo hoog als de zolder, Omvallend en rollend al holderdebolder, Mijn tafels bedekkend, bedrukkend, begravend! Daar zit ik weer, zweetend en zwoegend en slavend, En schuivend en schiftend en schikkend en zoekendEn, razend en tierend, verwenschend en vloekend Verscheur *k d' enveloppen, de gele, de blauwe, ' En k lees van 't „gelieve te treffen i n vouwe," A l bevende breek ik de bloedige lakken, En 'k brand om de rommel het raam uit te kwakken, Want t ergst is de Hollandsche correspondentie, Zoo'n schrijver, die breek ik de nek, als 'k de vent zie! Die plat-duitsche wartaal, mijn vrede verdrijvend Van handels-scribenten, „inmiddels verblijvend" ' Van spoedigst", „op afroep", „goedschrijvend", 'af Londen". Goed schrijven! Godbetert! Ik wou dat z' 't konden! Die „eventueel" „en verzoeken wij"-zwetsers, „Inliggend" en „eer" en „na hoogachting'-kletsers, Die lummels, wier zinlooze vleitaal hun kracht is Wier „vrijheid" „beleefd", wijl mijn „schrijven" „geacht" is, Die „goederen afgeven", „billijk voorradig", In leutertaai, Duitsch, lam, laf, likkend, langdradigDie walglijke kost, naar en misselijk smakend, ' Die zit ik te kauwen, i n wanhoop gerakend En knorrend en morrend, En grommend en brommend, En persend en'knersend, En krakend en blakend, En grijpend en knijpend, En blazend en razend, En steunend en kreunend, 18