This page does not need to be proofread.

209 Wat het bijbelwoord is voor den Christen, Voor de vrouwen de bloem i n de vaas.' Dat is voor ons, epicuristen Zoo'n heerelijk ruggetje haas. Natuurlijk, wanneer we niets dronken, Dan waren we allemaal dwaas, Maar als er hier iets wordt gedronken, Dan is het ter eer van den haas. En niemand verlaagt of verkleint zich Door dollemanstaal of gedaas: De smaak van 't gesprek zelfs verfijnt zich Door den nobelen smaak van den haas. Men knoeit met de menschlijke namen, Bv. Francoise wordt „Zwaas!" Maar iedere man zou zich schamen, Om een haas niet te noemen, een haas. Hoe gaarne ik straks mijn Havanna Tot geurige wolken verblaas, 'k Verkies boven nevelen manna, En manna voor ons is — de haas! 1

Men spreekt en men dicht en men schrijft steeds Van 't vaderlandsch feest Sint Niklaas, Maar ons vaderlandsch feestje, dat blijft steedsHet jarelijksch Feest van den Haas! Ach, Haarlem ligt maar aan het Spaarne En Rotterdam ligt aan de Maas, Maar daar heeft men - 'k erken het, en gaarne Toch nooit zulke feesten van haas. Zoo zitten wij hier weer als vrinden, Onder feestlijk geruisch en geraas; Wij weten elkander te vinden, E n — *t is niet alleen om den haas!