This page does not need to be proofread.

13 Of aan 't hoofd van iets, of onder iemand gestaan hebt, Of je bent van een heeleboel anderen de oudste, Of van de ongetrouwden de ongetrouwdste, Of je bent bij een vaderlandslievendheids feest Secretaris van de voorbereidingscommissie geweest, In één woord, als je je door burgerschapszin onderscheidt, Dan krijg je van zelf, vóór je 'tyweet, op je tijd Zoo'n verdienstelijkheidsstaatsburgerdeugden insigne, Zoo'n braafheids-diploma thuis — en dat verdien je. Dat hang je te pronk vlak vooraan op je borst, (Menigeen deed 't ook aan zijn huisdeur, als hij maar dorst!) Ik kom tegenwoordig heel veel op de Witte, Daar zie ik dan tal van verdienstelijken zitte', Die zwijgende zeggen, omdat 'k ze niet ken: „Je ziet, hoop ik, wel hoe verdienstelijk ik ben?" — Waarom kan ik ook tot zoo'n hoogte niet stijgen? O, mocht toch ook ik eens zoo'n deugdbewijs krijgen, Dan zweer ik je dat je mijn eerelint Op elk exemplaar van mijn kleere' vindt: Op rok, op smoking, op pandjes-jas, (Die nu, zoo als ik verlede' las, Het rokcostuum overdag vervangt) 'k Zorg verder ook dat dat gevalletje hangt, Op mijn bruine, en op mijn blauwe colbert, Daar komt het op uit en het schittert van ver, Dan zul j' 'm nog zien ook, de eeremedaille Op me kamerjapon, ja zeker, dat zal je, En ook op mijn grijsruiten zomercostuum, Ja zelfs op mijn tenniscolbertje ziet u 'm, Want 'k ben er toch eigenlijk wel op gesteld, Dat ook op het groenende tennisveld Die zwijgend' maar duidelijke lintjes-stem De sportwereld toeroept met kracht en klem, In kleurengeluiden hard en schel: „Ik ben zoo verdienstelijk, dat zie je toch wel?" En 't herfstweder zal mij niet kunnen weerhouden, Al ben ik betrekkelijk ook heel gauw verkouden, Om mijn overjas, als het maar eenigszins kan, Op straat voor den gaanden en komenden man Zoo open te dragen: dan hoort hij al dalijk Als 't ware een stemme: „U neemt me niet kwalijk, Maar u dacht toch niet, dat ik niet verdienstelijk was? Je kijkt niet goed, lummel, hier onder mijn jas!" Ja, ga ik uit baden in 't ziltige nat,