This page does not need to be proofread.

60 In deze bedroevende dagen, Nu alles een slakkengang gaat, Wordt menige werkman ontslagen, En staat met de zijnen op straat. Goddank dat de man nog bewaard blijft Voor honger en nameloos wee: Wie zorgt, dat hem' schande bespaard blijft? Het Steuncomité. Arm moedertje zit er te peinzen, Nu 't monster van Nood en Gebrek Kil-kijkende gram staat te grijnzen, Zij rilt i n haar schamel vertrek. Haar jongen, haar kostwinner, hangt maar Wat om — zonder werk, ontevreê Met opene armen ontvangt haar Het Steuncomité. Het heertje, dat niet veel te doen heeft, Niet werkt en niet drinkt en niet speelt, Het meiske, dat last van fatsoen heeft, Zoodat ze zich chronisch verveelt, (Haar wangetjes zien er al wit van!) O, is het geen troostrijk idee! Die worden nu allemaal lid van Een Steuncomité. En als deze oorlog voorbij is, Dan doeken de steunclubjes op; Natuurlijk dat iedereen blij is, Maar 'k vin' 't voor de leden een strop; Want evenals iedere zeeman Op 't land weer verlangt naar de zee, Zoo mist dan de Steuncomité-man Zijn Steuncomité. Ja, zóó als de visch naar het water, De drenk'ling in zee naar de plank, De kat op het dak naar den kater, De pimpelaar snakt naar den drank. De loerende Duitsche onderzee-er Naar 'n Engelsche trawler, of twee Zóó snakt dan de steuncomité-er Naar t Steuncomité. T