Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1132

This page needs to be proofread.

SUBROGATION.


  • sche wijze of door misleiding; S|ubrept`i`tious = op slinksche wijze verkregen.
  • Subrogation, [s|[a]br[e]g`e`i[vs]'n], in-de-plaats-*stelling, onderschuiving.
  • Subscapular, [s[a]bsk`apjul[e]], onder het schouderblad.
  • Subscribe, [s[e]bskr`a`ib], onderteekenen, inwilligen, (zich) abonneeren (for, to): A gold medal had been —d for him by the learned society in acknowledgment of this treatise = was hem vereerd geworden {{...; I cannot — to this = kan niet onderschrijven; Shall we — to this monthly together? = samen inteekenen op; Subscriber = onderteekenaar, inteekenaar; S`u`bscript = onderteekend; Subscription, [s[e]bskr`ip[vs]'n], inteekening, inschrijving, contributie, onderteekening: —s are invited = inschrijvingen worden ingewacht; —-list = inteekenlijst.
  • Subsection, [s[a]bs`ek[vs]'n], onderafdeeling.
  • Subsequence, [s`[a]bsikw|ens], opvolging; Subsequent (to) = later, volgend, opvolgend: She —ly stated this = vervolgens.
  • Subserve, [s[e]bs`[^a]v], dienen, bevorderlijk zijn: The bane of criticism frequently is that it —s interests not its own = dat ze andere belangen dan hare eigene dient; Subservience, Subserviency, [s[e]bs`[^a]vj'ns(i)], dienstigheid, bevorderlijkheid, nut; Subs`e`rvient = dienstig, dienstbaar, ondergeschikt: — to your interests = dienstig voor.
  • Subside, [s[e]bs`a`id], zinken, zakken, bezinken, inzakken; bedaren, ophouden: The children went to bed and so —d = en kwamen zoo tot rust; He —d into silence = had niets meer te zeggen; Subsidence, Subsidency, [s`[a]bsid|ens(i)], [s[e]bs`a`id[e]ns(i)], zakken, vermindering: The — must be shored up somehow = in de vermindering (verzakking) moet op de eene of andere manier worden voorzien.
  • Subsidiary, [s[e]bs`idj[e]ri], hulp .., bijkomend; subst. helper: — troops = Subsidiaries = hulptroepen; Subsidize, [s`[a]bsid|a|iz], subsidieeren; Subsidy, [s`[a]bsidi], subsidie; Subsidies = bijdragen in de oorlogskosten.
  • Subsist, [s[e]bs`ist], bestaan, leven, bestaan van (on, upon), eigen zijn aan: Man exists, and must — on food which should consist of nourishing ingredients = bestaan van {{... bestaan uit; Subsistence, Subsistency = bestaan, wezen, onderhoud, middel van onderhoud, inherentie: To have — = bestaan; To gain one's — = den kost verdienen; Subs`i`stent, bestaande, inherent.
  • Subsoil, [s`[a]bsôil], ondergrond; verb. den ondergrond omploegen; —-plough = ondergrondsploeg.
  • Substance, [s`[a]bst'ns], zelfstandigheid, stof, werkelijkheid, hoofdbestanddeel, vermogen: That is in — what he told me = de korte inhoud: Substantial, [s[e]bst`an[vs]'l], werkelijk, wezenlijk; stevig, deugdelijk, voedzaam, welgesteld, solied, belangrijk, vrij aanzienlijk (—s = hoofdzaken): Many — citizens maintained order = aanzienlijke burgers; — house = kapitaal huis; — meal = stevig; —ly correct = in hoofdzaak juist;