Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1306

This page needs to be proofread.

WALL.


  • is —ing over my grave = er loopt een hondje over mijn graf; He —ed up to me = kwam naar mij toe; Walker, subst. wandelaar, lanterfanter: Hookey — = Loop! "Mot je mijn hebben?" Walking: —-gentleman = figurant; —-lady = figurante; At a —-pace; —-stick = wandelstok; —-ticket = ontslag(briefje) (= —-papers, Amer.); Walkist = wandelaar van beroep.
  • Wall, [wôl], muur, wand, wal, verdediging; verb. ommuren, versterken, als een muur oprijzen (up): To drive (push, thrust) to the — = in 't nauw drijven, verpletteren; Give him the — = laat hem aan den hoogen kant loopen (tusschen den muur en u zelf); To go to the — = het onderspit delven, geruïneerd zijn; What with her painting, what with her music the household affairs went a little to the — = leed de huishouding er eenigszins onder; His health went to the — = nam af; He was weak and went to the — = en bezweek, stierf; Every one went to the — to make room for him = ging op zij; To have one's back to the — = vastberaden weerstand bieden; I have taken the — of him = ik heb het van hem gewonnen; The enemies were within the —s = binnen de muren der vesting; He is a fool and ever shall (be), that writes his name upon a — = gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen; —s (may) have ears = de muren hebben ook ooren; The opening was —ed up = werd dichtgemetseld; —-creeper = muurkruiper (soort v. specht); —-eye = glasoog (ziekte bij paarden); adj. —-eyed: Because you are —-eyed you think we have the same blank outlook = omdat gij blind zijt denkt gij dat dit met ons ook het geval moet zijn; —-flower = muurbloem (ook fig.); —-fruit = vrucht(en) van leiboomen = —-fruit trees; —-moss = soort v. korstmos; —-*paper = behangsel; —-pepper = muurpeper; —-piece = soort v. haakbus; —-plate = onderlaag voor balken op een muur; —-sided = met rechtopstaande zijden boven de waterlijn; —-spring = rotsbron; —-Street = straat waar de effectenbeurs staat (N.-York): He lost his money on —-Street = met speculeeren; —-tree = leiboom; —wort = lage vlier.
  • Wallaby, [w`ol[e]bi], soort kangeroe.
  • Wallace, [w`olis]; Wallachia, [wol`e`ikj[e]], Wallachije; —n, subst. en adj. (bewoner) van : —n sheep.
  • Wallah, [w`ola], koopman, bediende: Competition — = iemand, die na een vergelijkend examen bij de Indian Civil Service is gekomen.
  • Wallet, [w`ol[e]t], knapzak, geldbuidel, portefeuille, leeren taschje.
  • Wallis, [w`olis].
  • Walloon, [wol`ûn], subst. Waal, Waalsche taal; adj. Waalsch.
  • Wallop, [w`ol[e]p], koken, borrelen, opborrelen, duchtig ranselen: This is only a tickling to the —ing you'll get to-morrow = nog maar kietelen bij het pak slaag dat