Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/401

This page needs to be proofread.

FETICH.


  • (out) = gegrepen (weggevoerd); The picture will have to be —ed out = zal wat uitgehaald moeten worden; She was —ed to = bijgebracht; To — up = plotseling blijven staan, ophalen, grootbrengen, inhalen: The flatness of the last act must be —ed up = het trekkerige van het laatste bedrijf moet verholpen worden; To — a compass = een omweg maken; To — a pump = eene pomp aan den gang maken; She —ed a deep sigh = slaakte een diepen zucht; That is rather far—-ed = nogal ver gezocht; —-candle (—-light) = dwaallicht, dat naar het volksgeloof, in Wales, den dood aankondigt; —ing, pakkend, bekoorlijk.
  • Fetich, [f`eti[vs]], [f`îti[vs]] = Fetish.
  • Fetid, [f`etid], [f`îtid], stinkend; subst. —ness.
  • Fetish, [f`eti[vs]], [f`îti[vs]], fetisch: —-man = fetisch priester of aanbidder; —ism = feticisme; —ist = fetisch aanbidder.
  • Fetlock, [f`etlok], vetlok, kootgewricht.
  • Fetter, [f`et[e]], subst. voetboei, keten, belemmering; kluister; verb. boeien, belemmeren, binden; —less = vrij, ongedwongen.
  • Fettle, [f`et'l], in orde brengen, repareeren, schoonmaken, druk werken, voeren, bedekken, vastmaken; subst. conditie (sportt.), drukte.
  • Fetus, Foetus, [f`ît[e]s], ongeboren vrucht.
  • Feud, [fjûd], vete, twist, vijandschap.
  • Feud, [fjûd], leen; —al system = leenstelsel = —alism = feudalisme; —ality, [fjud`aliti], leenmanschap, feudaal-systeem; —alize = leenroerig maken; —ary = —atory = leenman.
  • Fever, [f`îv[e]], subst. koorts, opgewondenheid; verb. koortsig maken: In a — of disgust = koortsachtig opgewonden van ergernis; Low — = binnenkoorts; —few = koorts- of moederkruid; —-weakened = door de koorts verzwakt; —ish, [f`îv[e]ri[vs]], koortsachtig, gloeiend; subst. —ishness.
  • Few, [fjû], weinige(n): The —er the better = hoe minder (menschen) hoe liever; A — = eenige; A good — = aanzienlijk getal; In — = in 't kort; — and far between = hoogst zeldzaam; —ness = gering aantal.
  • Fey, [fei], (ge)dood, ten doode bestemd; veeg (Schotsch), ongelukkig, vreemd, zonderling, mistroostig: You are —, and I prophesy a headache for you to-morrow = je bent niet gewoon.
  • Fez, [fez], fez, Turksche muts.
  • Fiasco, [fi`askou], fiasco, ongunstige uitslag, slecht figuur.
  • Fiat, [f`a`i[e]t], fiat, "het geschiede".
  • Fib, [fib], subst. leugen(tje); verb. jokken, afranselen: Don't tell —s = jok nu niet; —ber = jokker = —ster.
  • Fibre, [f`a`ib[e]], vezel, kracht; Fibril, [f`a`ibril], fijne vezel of draad; Fibrilose, [f|a|ibril`o`us], [f`a`ibrilous], met of van vezeltjes; Fibrous, [f`a`ibr[e]s], vezelachtig.
  • Fibula, [f`ibjul[e]], kram; kuitbeen; hechtnaald.
  • Fickle, [f`ik'l], wispelturig, grillig; subst. —ness.
  • Fico, [f`îkou], vijg; verachtelijk gebaar waar{{peh