Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/462

This page needs to be proofread.

GIVE.


  • hoonlach; verb. doorsteken, spotten met of lachen om (at); omgorden, vastbinden, aangorden; —er = spotter; dwarsbalk; —le, subst. gordel, band, omtrek, boog; verb. omgorden, insnijding om een boomstam maken, omvatten: He had (held) the people under his —le = hij hield het volk er onder.
  • Girl, [g[â]l], meisje, dienstmeisje; tweejarige reebok; —-friend = vriendin(netje); —hood = de meisjesjaren; —ish = meisjesachtig, meisjes - -; subst. —ishness.
  • Girondist, [d[vz]ir`ondist], Girondijn.
  • Girt, [g[â]t], P. P. en P. Imp. van to gird.
  • Girth, [g[â]th], buikriem, band, omvang; verb. omgorden, omgespen.
  • Gisborne, [g`isb[e]n], Gislebert, [g`iz'lb[e]t], Gijsbert(us).
  • Gist, [d[vz]ist], hoofdpunt (v. redeneering of vraag): I told him the — of my errand = doel van mijne boodschap; That is the — of it = dat is de kern der zaak; Here lies the whole — of the matter.
  • Giusto, [d[vz]`ustou], in de maat (muziek).
  • Give, [giv], verb. geven, schenken, verleenen, overhandigen, mededeelen, veroorloven, blootstellen, meegeven, zakken, wijken; subst. het meegeven: The kindly — of the trigger = het zacht meegeven van den trekker; — and take is the only possible rule in marriage = geven en nemen; That is a — and take (exchange) = dat is een billijke ruil; A fight of a —-and-take character = waarin beide partijen veeren laten; The weather (frost) —s = verandert, het begint te dooien; I felt the bar — a little = voelde, dat de stang boog; I'll — it you = ik zal je wel! To — battle = slag leveren; To — a call = een bezoek brengen To — chase = nazetten; To — the cold shoulder = met den nek aanzien; To — ear to = het oor leenen aan; To — good day = goeden dag wenschen; To — ground = wijken; To — a guess at = raden naar; To — in charge = in (verzekerde) bewaring geven; I — you joy = ik feliciteer u; To — judgment = uitspraak doen; To — the lie = logenstraffen, heeten liegen; To — a lift = een handje helpen, laten meerijden; To — place to = wijken voor; To — sentence = vonnis vellen; To — the slip = laten zitten, uitknijpen; You ought to — me something = iets vóór geven (bilj.); To — a start = opschrikken; To — suck = zoogen; To — tongue = aanslaan (van honden); To — warning = den dienst opzeggen; To — way to = wijken voor; Here the crew began to — way = begonnen met alle kracht te roeien; To — a yawn = gapen, geeuwen; The bride was —n away by her brother = de bruid werd door haar broeder aan den bruidegom overgegeven; His ears — him away = aan zijn ooren kun je wel zien, wat een ezel hij is; Don't — yourself away = gooi jezelf niet weg, verklap jezelf niet; I hope you didn't — me away = mij niet hebt verklapt; That is a dead —-away = dat is enkel geld weg{{peh