Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/511

This page needs to be proofread.

HEAVINESS.


  • verb. verhitten, warm maken, opwekken, warm worden, broeien: You cannot realise the white — of his wrath = zijne groote woede; His nature was at white — = was in gloed; He wrote this novel almost at a — = "aus einem Guss", uit één stuk; —-wave; —er = verwarmer, verwarmingstoestel, voorwarmer, ijzeren bout (in een strijkijzer).
  • Heath, [hîth], heide, vlakte, Erica of heide*-bloempje; —-cock = korhaan; —-game = korhoenders; —-hen = korhen; —-pout = korhaan; —en, [h`îdh'n], subst. heiden, barbaar, afgodendienaar; adj. heidensch, onbeschaafd, barbaarsch; —endom = heidendom; —enish = heidensch, ruw, wreed; —enism, [h`îdh[e]nizm], heidensche toestand, barbaarschheid, ruwheid.
  • Heather, [h`edh[a]], heide(kruid); —-bell = gewone dopheide; —-tuft = heidetrosje; —y.
  • Heave, [hîv], subst. rijzing, zwelling, deining, poging tot braking, zucht, worsteling; verb, opheffen, verheffen, deinen, slaken, neerwerpen, ophijschen, hijgen, zwoegen, poging doen tot braken: —s = dampigheid; To — the lead = looden (peilen); She —d a sigh = slaakte een zucht; The ship hove in sight = kwam in 't gezicht; To — about = over stag gaan; To — down = kielhalen; — down the sails = strijk, haal neer de zeilen; — out the sails = gooi de zeilen los; To — to = bijdraaien; — up = vomeeren: Let us — up that design = laten we dat plan laten varen; —r = hefboom; losser: Coal—-r.
  • Heaven, [h`ev'n], hemel, lucht: To be in the (a) seventh — = in den zevenden hemel; He moved — and earth to get it = wendde alles aan; It smells to — = schreit; The — may fall, and we may have larkpie for supper; Zie Lark; — of —s = de hemel der hemelen; —-born = van den hemel gedaald, hemelsch; —-bred = van goddelijken oorsprong; —-directed = door den hemel bestuurd, ten hemel wijzend ; —-gate = hemelpoort; —-gifted = door den hemel geschonken; —high = hemelhoog; —liness, subst. v. —ly = hemelsch, goddelijk, uitstekend, voortreffelijk; van den hemel; —ly-minded = hemelschgezind, vroom; subst. —ly-mindedness; —-sent = door den hemel gezonden; —ward(s) = hemelwaarts.
  • Heaviness, [h`evin[e]s], subst. v. Heavy, [h`evi], zwaar, gedrukt, droevig, zwaarmoedig, slaperig, suf, vervelend, dreigend, niet behoorlijk gerezen (van brood), vol (van wijnen), hevig, groot, hoogstaand, slecht, dampig: The officers of the heavies = de officieren der zware cavalerie; —-armed = zwaar gewapend; He did the — business, i. e. van den —man = speelde de père noble rollen; — cavalry = zware ruiterij; A — father kind of man = iemand met het gewichtige van een père noble; —-gaited = met moeielijken, langzamen gang; —-handed = lomp, despotisch;