Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/955

This page needs to be proofread.

RESIN.


  • oudere lichtingen der soldaten; — verb. achterhouden, bewaren, voorbehouden: To accept a statement with some — = onder eenige reserve; He kept it in — = hield dat achter, in voorraad; I dare state this without — = zonder voorbehoud; The —s were called out = de reserve werd opgeroepen; I have —d the best for the last moment = heb bewaard; I — to myself the right of refusing = behoud mij het recht voor; —d = gereserveerd, teruggehouden, omzichtig, koel, op een afstand; —r = wie of wat voorbehoudt; Reservist = soldaat van de reserve; Reservoir, [r|ez[e]vw`ö], bewaarplaats, regenbak: Balancing — = watertoren.
  • Reset, [r|îs`et], opnieuw zetten; —ter.
  • Reset, [ris`et], een misdadiger herbergen, helen; —ter = heler.
  • Resettle, [r|îs`et'l], opnieuw in orde brengen, weer vestigen of installeeren, tot rust komen; subst. —ment.
  • Reship, [r|î[vs]`ip], opnieuw inschepen, retour zenden, opnieuw uitvoeren; subst. —ment.
  • Reside, [riz`a`id], wonen, resideeren; Residence, [r`ezidens], woning, verblijf(plaats), officieel verblijf, residentie: He took up his — there = hij vestigde zich; Board and — = kost en inwoning; Residency, [r`ezid'nsi], residentschap; officieel verblijf van den Resident (Brit. Ind.); Resident, [r`ezid'nt], subst. bewoner, (minister)-resident; adj. woonachtig, inwonend: — doctor, pupil, teacher; —ship = ambt van een —; —ial, [r|ezid`en[vs]'l], met betrekking tot een verblijf of bewoner; Resider = bewoner, verblijfhouder.
  • Residual, [riz`idju-[e]l], overgebleven: — product = netto opbrengst; Residuary ([riz`idju[e]ri]) devisee = de persoon aan wien al het onroerend goed komt na aftrek van legaten; — legatee = aan wien al het roerend goed komt onder dezelfde voorwaarden (feitelijk krijgen beiden alles, waarover niet bepaald anders is beschikt); Residue, [r`ezidj|û], overschot, rest; Residuum, [riz`idju-[e]m], bezinksel, overblijfsel, schuim der maatschappij.
  • Resign, [riz`a`in], afstaan, zich onderwerpen aan, bedanken, neerleggen, ontslag nemen: He was appointed, but —ed = werd benoemd, maar bedankte; I would not — my grief = zou niet willen missen; He suffered much, but was —d = maar droeg het gelaten; He —ed himself up to the decrees of Providence = onderwierp zich aan; Resignation, [r|ezign`e`i[vs]'n], onderwerping, gelatenheid, overgave (aan Gods wil), ontslag: To hand in, To offer, To tender one's — = indienen, aanbieden; Resignee, [rizain`î], [r|ezain`î], [riz`a`inî], wien iets afgestaan wordt; Resigner = die afstand doet; Resignment = afstand, berusting, onderwerping.
  • Resign, [r|îs`a`in], opnieuw teekenen.
  • Resilient, [ris`ilj'nt], terugspringend.
  • Resin, [r`ezin], hars; — verb. met hars bestrijken; —`i`ferous = hars voortbrengend; Resino, [r`ezinou] (in samenst.) —-electric = negatief electrisch; —-electricity =