This page does not need to be proofread.

51 In den gulden riddertijd Was er edelmoedigheid, Was er geen gemeene duikboot, Die een schip laag in den buik schoot Als een dief, die 't daglicht mijdt — In den gulden riddertijd. In den gulden riddertijd Streed men niet des duivels strijd, Wierp geen vliegersvloot in drommen Vrouw en kind met helsche bommen, Streed men niet als Satan strijdt — In den gulden riddertijd. In den gulden riddertijd Bleef men ridder in den strijd, 't Bethmann-Hollwegiaansche knoeien, 't Draaien, placht men te verfoeien, Eens gezeid — dat bleef gezeid! — In den .gulden riddertijd. In den gulden riddertijd Was er openhartigheid, En voorzichtige neutralen Zwegen niet in alle talen Over 't onrecht in den strijd In den gulden riddertijd! 14. „SCHIMPT HEUSCHELIJCK!" Leerdicht voor de Belgische dames.

hrtt^tli*? ^ï ? ? R™,1»V 5, ' . t « maanden

' *>ye te door het Duitsche Gerechtagevangenisstraf veroordeeld, omdat zij op de rentstrl? ^ v i S S S ° ' -f ° beleedigd. De gevan! Tiï w- A, . ^ f g e n s de gemeene uitdrukkingen, waarvan de gravin o ?vJi" Gelegenheid bediende, en die een opmerkelijk gebrek aan tikt in opvoeding verrieden. Hare grootmoeder, die aan de beleedigingen deelnam moest evenzeer met gevangenis worden bestraft. Het is te hopen dat de™é vonnissen den Belgischen vrouwen tot waarschuwing zullen strekken." B 1

r u s s e

n

H é l è

e

J

o

n

k

e

d

Ar

t o

f f

v

C i e r

P

d e

g r

f 8 t e

W i j z e

h e e f t

e r d , e n d

n

Wolff's Bureau.

Een jolig, jong gravinnetje Liep langs de Boulevard, Een kuiltjen in d'r kinnetje, Een krultjen in d'r haar. En naast haar liep haar grootmama, Daar keek natuurlijk niemand na.